Het orgel is niet alleen een muziekinstrument maar ook een groot apparaat. Een soort machine waarin allerlei dingen met elkaar zijn verbonden. Als je ergens op een knop drukt, gebeurt er ergens anders in het orgel iets. Elk orgel is anders. En orgelbouwers probeerden steeds nieuwe slimme dingen te bedenken. Op deze pagina vind je een paar mooie voorbeelden van het orgel als ’trukendoos’. Orgelbouwers noemen deze extra trucs ook wel: speelhulpen.
De tremulant
De tremulant is een speelhulp die een golf in de wind maakt. Daardoor gaat het geluid van pijpen anders klinken. Je kunt dat zelf ook met je stem. Zing maar eens een toon. En doe het nog eens maar duw dan snel achter elkaar een beetje op je keel. Dan krijg je hetzelfde effect.
De cymbelster
De cymbelster kom je vooral nog tegen op oude orgels uit Noord-Duitsland. Dit speciale effect werkt met een wiel dat ronddraait als er wind tegen wordt geblazen. Aan de voorkant van het orgel zie je een ster, die gaat draaien. Binnen in het orgel worden er belletjes aangeraakt. Die hoor je dan tingelen.
De nachtegaal
Sommige orgels hebben een register met de naam Nachtegaal. In dit filmpje kun je zien hoe dat werkt. Twee metalen fluitjes hangen in een bakje met water. Als daar wind bij wordt geblazen gaat het water bubbelen en maken de fluitjes dit speciale geluid.
De zwelkast
Een zwelkast is een kast waarin bepaalde groepen pijpen zijn opgesteld. Deze kast heeft geen deuren maar kleine luikjes. De organist kan tijdens het spelen de luikjes langzaam openen en sluiten. Daardoor hoor je het geluid harder worden (aanzwellen) en weer zachter worden. De luikjes worden bediend met een speciaal pedaal voor de voeten.